
Het snoeien van bomen en struiken is niet per se een klusje, dat in de wintermaanden moet gebeuren. Maar in de winter – als al het blad van de bomen is – kan er wel goed worden gekeken naar de structuur en groeiwijze. De wintersnoei mag op zijn vroegst drie jaar na de aanplant vanaf half oktober worden uitgevoerd. Niet alleen om een boom of struik een aantrekkelijke vorm te geven en de groei te stimuleren, maar ook om een boom of struik te verjongen. Dat zorgt in het voorjaar en de zomer voor een grotere productie van bloemen en vruchten.
Algemene regels en tips – kijk voor het snoeien eerst goed naar de vorm van de struik of boom – zorg altijd voor goed scherp en schoon gereedschap – houd snoeiwonden zo klein en glad mogelijk, maak geen kapstokken – er moet voldoende licht ‘in’ de plant kunnen komen – snoei altijd net boven een (naar buiten gericht) oog; de plant loopt daar dan weer uit – zorg voor een goed evenwicht tussen oud en nieuw hout – snoei nooit tijdens vorst – tijdig snoeien voorkomt, dat een boom of struik te groot of vormeloos wordt |
Onder snoeien verstaat men het inkorten of zelfs helemaal wegnemen van dode en zieke takken of van takken die in een verkeerde richting groeien. Wel moet erop worden gelet, dat er niet meer wordt weggenomen dan strikt noodzakelijk is. Er moet een goed evenwicht zijn tussen de opgaande groei en de breedtegroei. Zo kunnen bijvoorbeeld te lange zijtakken worden ingekort tot op een naar buiten gericht oog. Veel mensen zien op tegen snoeien, maar snoeien is niet echt een ingewikkelde ingreep. Wel is enige kennis van boom, struik of heester nodig om op de juiste wijze te kunnen snoeien.
Snoeien = groeien
Als een boom z’n blad verloren heeft en het een tijdje koud weer is, is de sapstroom tot stilstand gekomen. In deze rusttoestand kan er het beste worden gesnoeid. Maar in zachte winters komen bomen niet altijd helemaal tot rust. De sapstroom komt dan eerder op gang dan in koude winters. Er worden dus al vroeg weer jonge knoppen gevormd. Dan kan de wintersnoei beter een keer worden overgeslagen, want bomen die ten tijde van de snoei niet in rust zijn, kunnen doodbloeden. Snoei liever een keer te weinig dan te veel.
Tijdens droog en niet vriezend weer kunnen te grote en oudere takken worden weggezaagd of geknipt. Dood hout moet vlak boven het levende deel van een tak worden afgesneden en uitlopers, die afbreuk doen aan een evenwichtig en decoratief geheel, kunnen worden verwijderd. Door te snoeien tijdens vorst kunnen takken makkelijk scheuren en dat leidt soms tot overbodige verwondingen. Als het niet vriest, kunnen ook fruitbomen en bessen-, frambozen- en braamstruiken worden gesnoeid.
De gouden regen, fluweelboom en berk vragen meestal weinig snoei, maar de wilg of populier kan zonder gevaar tot net even boven de grond worden afgezaagd en loopt in het voorjaar weer uit. Van bomen en struiken die in het voorjaar op de twijgen van het vorige jaar bloeien, moeten ’s winters te tere takjes en takken die andere takken kruisen, worden weggehaald. Van geënte bomen moet de uit de bodem komende ‘opslag’ worden weggescheurd; dat is afkomstig van de onderstam. Deze uitlopers verbruiken het voedsel van de geënte variëteit. Weghalen dus.
Denk er bij de wintersnoei wel aan, dat in een aantal gewassen de sapstroom alweer vroeg op gang komt, zoals bij de berk, de esdoorn, de walnoot, de kiwi en de druif. Als er dan toch wordt gesnoeid, kan de boom gaan ‘bloeden’. Dat wil zeggen, dat er sap uit de snoeiwonden gaat lekken. In het ergste geval verliest de boom zoveel vocht, dat hij doodgaat. Snoei deze gewassen daarom in ieder geval voor maart. Bij twijfel of er wel kan worden gesnoeid: knip een takje af. Gaat het bloeden, dan kan beter worden gewacht. Vanaf juli, als deze gewassen weer volledig in het blad zitten, kunnen ze wel weer worden gesnoeid. Smeer bloedende wonden nooit in met een wondpasta. Onder de pasta kan vocht zich ophopen en dat vormt een bron voor bacteriën en schimmels.
Verjongingssnoei
Als een boom of heester te groot is, kan hij drastisch worden teruggesnoeid. Deze verjongingssnoei kan het beste in delen gedurende twee of drie achtereenvolgende jaren worden uitgevoerd. Tijdens een verjongingssnoei worden dode takken verwijderd en blijven de sterke, jonge stengels zitten. Snoei zodanig, dat de stengels op enige afstand van elkaar komen te staan. Behoud de hoofdvorm van de struik, dan zal na de snoei een open heester het resultaat zijn, die weer een aantal jaren mee kan. Houd bij verjongingssnoei zoveel mogelijk jonge scheuten aan. Zaag op zo’n 30 cm boven de grond de stengels af. In het volgende groeiseizoen zullen er nieuwe scheuten op de afgezaagde stengels tevoorschijn komen en is het zaak nieuwe scheuten te selecteren, die mogen doorgroeien. Soorten die voor zo’n verjongingssnoei in aanmerking komen zijn bijvoorbeeld de hazelaar (Corylus avellana), de kamperfoelie (Lonicera), Weigelia en de sering (Syringa vulgaris).
Uitgebloeide bloemtrossen van de sering kunnen beter meteen na de bloei worden weggeknipt. Wees voorzichtig, knip alleen de stengel waarop de uitgebloeide tros zit weg, want meer wegknippen kan beschadigingen veroorzaken aan de al aangelegde bloeischeuten in de oksel van blad en stengel.
Zomersnoei
Omdat bomen en struiken ’s zomers blad dragen, zijn ze vaak lastiger te snoeien. Tijdens een zomersnoei kunnen takken worden verwijderd, die bijvoorbeeld over een pad hangen of die gevaar opleveren. Een voordeel van het snoeien in de zomer is, dat snoeiwonden sneller genezen en dichtgroeien, waardoor ziektekiemen bomen en struiken minder snel kunnen aantasten.
Voor vruchtbomen en struiken is een zomersnoei aan te bevelen voor een betere vruchtproductie. Zo kunnen de vruchttrossen van rode en witte bessen zich na een zomersnoei beter ontwikkelen; er komt meer licht in de struik. Grote takken die ’s zomers op de twijgen van het vorige jaar én op de jonge twijgen bloeien, kunnen met eenderde worden teruggesnoeid om de groei van zijtwijgen te bevorderen, zoals bij de meidoorn, de zuurbes en diverse ribessoorten.
Hagen
Een mooie heg moet beneden even dicht zijn als boven en iets piramidevormig oplopen, dus beneden iets breder dan boven. Meestal ziet men juist het omgekeerde. Dat komt, omdat niet op tijd voldoende is teruggesnoeid. Jaarlijks moeten hagen in het voorjaar én tegen het eind van de maand juni en eventueel nogmaals in augustus worden geknipt. Na half september snoeien is af te raden. Nieuwe scheuten zijn dan teer en niet sterk genoeg. Ze kunnen bij strenge vorst makkelijk invriezen. Het snoeien van hagen gaat uitstekend met de welbekende heggenschaar. Alleen heel jonge hagen en pas geplante coniferenhagen worden in het begin met een gewone snoeischaar geknipt. Gebruik een elektrische heggenschaar alleen als het om grote stukken gaat. Elektrische scharen die op batterijen werken, zijn alleen voor licht snoeiwerk geschikt. Handig bij het knippen van hagen is om langs de haag één of twee lijnen te spannen.
Wondbalsem of niet
Het afdekken van wonden na het snoeien is niet direct nodig; wondbalsem heeft ter voorkoming van houtrot geen enkel effect. Maar om vruchtboomkanker of loodglans bij vruchtbomen te voorkomen is het wel zinvol om wonden groter dan twee centimeter af te dekken met een wondafdekmiddel. Loofbomen als eik en populier zijn minder gevoelig voor deze ziekten of sterk genoeg om zelf te herstellen. Het gebruik van wondbalsem op de esdoorn, de iep en de linde voorkomt kanker. Let er wel op, dat er verschillende soorten wondbalsem zijn: met en zonder bestrijdingsmiddelen, niet giftig, blijvend elastisch en weerbestendig. Ook is er een speciaal middel om sterk bloedende wonden op boomsoorten als de berk, de noot en de esdoorn te behandelen. Daarna kunnen ze worden afgedekt met een wondafdekmiddel. Dendorsan, LacBalsem en Aseptawondbalsem zijn van die middelen.
Wanneer snoeien?
Elk seizoen valt er wel er iets te snoeien. Zo kunnen in het voorjaar – bij voorkeur na half maart en in april als het niet meer zal vriezen – vorstgevoelige heesters als rozen worden gesnoeid. Snoei vorstgevoelige heesters dus nooit in de herfst of winter. Als rozen in de herfst al worden teruggesnoeid, kunnen takken invriezen. Dat leidt bijna altijd tot bevriezing van de hele plant.
Bij rozen is het uitdunnen en verwijderen van zieke en dode takken eigenlijk belangrijker dan het inkorten. Haal dorre takken weg tot op het gezonde hout, verwijder naar binnen groeiende takken en snoei dunne takjes tot op drie of vier ogen terug. Snoei altijd schuin en net boven een naar buiten gericht oog. Struikrozen die matig worden gesnoeid, bloeien rijker dan die sterk (met ongeveer de helft) worden teruggesnoeid. Door een sterke snoei is de bloei wel wat later en ze krijgen wat minder bloemen, maar de bloemen zijn wel groter.
Pas geplante rozen moeten in het eerste voorjaar sterk worden teruggesnoeid, tot op zo ongeveer eenderde van de oorspronkelijke lengte. Ook oude, verwilderde of zieke planten kunnen sterk worden teruggesnoeid om weer krachtige en gezonde planten te krijgen (verjongingskuur).
Het wegnemen van alleen verdorde en sterk verouderde takken van klimrozen is meestal voldoende.
Een hortensia wordt zo min mogelijk gesnoeid, maar als de struik toch een beetje te groot wordt, kan hij het beste in maart of april worden gesnoeid. Snoei hem terug tot de bovenste, dikke, naar buiten staande knoppen. Oude, te hoge takken kunnen tot aan de grond worden teruggesnoeid (verjongingssnoei) en zwakke (dunne) takken kunnen zonder meer worden verwijderd. Hydrangea paniculata en Hydrangea annabel kunnen overigens wel jaarlijks tot ongeveer 30 centimeter boven de grond worden teruggesnoeid.
Snoei hulst (Ilex aquifolium) in het voorjaar (maart – april) door te lange takken in te korten. Dat mag best tot op het bladloze gedeelte; de struik blijft er compact door. Doe ieder jaar een kwart van de takken; anders kost het te veel bessen.
Het amandelboompje (Prunus triloba), de jasmijn (Jasminum officinale) en sommige kornoeljevariëteiten kunnen na de bloei in de tweede helft van mei worden gesnoeid om ervoor te zorgen, dat nieuwe bloemtwijgen zich tot het najaar kunnen ontwikkelen. Tot half juni kunnen sommige vaste planten voor een deel worden teruggesnoeid om een betere bloeispreiding te krijgen. In de zomer kan aan vruchtbomen een zomersnoei worden uitgevoerd.
Let er met het snoeien van de buxus, de rododendron en de haagbeuk op, dat zij absoluut geen felle zon tijdens een snoeibeurt verdragen; ze kunnen dan gemakkelijk verbranden. Ook jonge bomen van de linde, es of plataan zijn gevoelig voor zonnebrand.
Na de bloei kunnen de bloemen van rododendrons ’s zomers met een draaiende beweging worden verwijderd om nieuwe knopvorming te bevorderen. Uitgebloeide lavendel kan nu ook worden gesnoeid.
Voor sommige bomen zoals de esdoorn, de berk, haagbeuk en walnoot is september een uitstekende tijd voor een snoeibeurt. En vanaf november tot en met maart kunnen de zomerbloeiende en overige heesters worden gesnoeid Het Chinese klokje (Forsythia), Weigela en de boerenjasmijn (Philadelphus) bloeien op overjarig hout. Uitgebloeide bloemtakken kunnen direct na de bloei worden weggenomen om een volgend jaar van een rijke bloei verzekerd te zijn.
Dan dit nog
Zaag na het snoeien grote(re) takken klein, zodat ze makkelijk te stapelen zijn. Laat ze allemaal één kant op wijzen om ze gemakkelijk te binden en als bos op te pakken. De dunnere takken kunnen worden gecomposteerd en bezitters van een grote tuin kunnen zwaardere takken op een takkenmijt of -ril gooien, zodat bijvoorbeeld egels daaronder een schuilplaats vinden.
Ook kunnen takken worden versnipperd met een houtversnipperaar, maar laat de snippers nooit opgehoopt liggen. Er kan dan schimmelvorming optreden. De snippers kunnen als mulchmateriaal onder heesters worden uitgestrooid of ze kunnen voor paden worden gebruikt. Een nadeel van snippers rond heesters is, dat de grond niet meer kan worden geschoffeld. Maar onder zo’n laagje houtsnippers blijft de bodem wel vochtig. Houtsnippers zijn ideaal om een composthoop te verbeteren. Stammetjes kunnen dienen als haardhout en coniferengroen kan worden gebruikt als winterbedekking voor vorstgevoelige, vaste planten. Dunne, stevige takken kunnen ’s zomers dienstdoen als rijshout voor vaste planten met lange bloemstelen.
Snoeigereedschap
De meeste snoeiwerkzaamheden kunnen met de volgende attributen worden verricht:
W e r k h a n d s c h o e n e n
Een paar goede werkhandschoenen beschermen de handen tijdens het werk en voorkomen blaren.
S n o e i s c h a a r
Gebruik de gewone snoeischaar alleen voor het knippen van dun hout tot ongeveer één centimeter dikte. Voor het snoeien van dikkere takken zijn er de wat zwaardere snoeischaren met lange handvaten. Door deze lange ‘armen’ kan er meer kracht worden gezet. Er zijn niet alleen snoeischaren voor links- en rechtshandigen, maar ook voor mensen met kleine en grote handen. Hoe beter het staal van het snijblad, des te minder snel is het mes bot. Botte messen zorgen voor rafelige wonden aan takken. De snoeischaar is geschikt voor het meeste snoeiwerk in de tuin. Een rozenschaar is heel geschikt voor het snoeien van zacht hout: rozen en doornige struiken, bessen en sierstruiken.
T a k k e n s c h a a r
Voor takken en twijgen die niet makkelijk te bereiken zijn, zijn er takkenscharen en -snijders. Met een takkenschaar kunnen takken tot circa vijf centimeter dikte moeiteloos van boom en struik worden geknipt. Er zijn verschillende uitvoeringen: met hefboomtechniek en met een tweezijdig snijdend mes. De lange grijpbuizen werken als een hefboom, zodat het knippen niet veel moeite kost.
B o o m z a a g j e
Het boomzaagje heeft een kort, pistoolvormig handvat en een gebogen zaagblad met grove tanden. Door het model kan er goed mee tussen takken worden gewerkt.En door de grove vertanding kan er makkelijk levend hout mee worden gezaagd. Er ontstaat een brede zaagsnede, waardoor de zaag zich niet vastklemt.
B e u g e l z a a g (klein model met handbescherming)
Er bestaan beugel- en boomzagen die op een steel worden gezet; in een bomentuin is dit een onmisbaar attribuut.
H e g g e n s c h a a r
Een heggenschaar heeft korte handvaten, is niet gebogen en kan daardoor voor meer worden gebruikt dan voor het knippen van een heg; ook omdat je er veel kracht mee kunt zetten. Als een heggenschaar scherp is, maakt het weinig uit of de schaarbladen recht of gegolfd zijn (niet wegglijden over takken).
P a l m s c h a ar
Voor het fijnere werk (vormsnoei) kan de palm- of handschaar worden gebruikt. Een palmschaar is een verkleinde uitvoering van de heggenschaar. Een handschaar levert het mooiste resultaat op met buxus en haagbeuk.
G e m a k e n v e i l i g h e i d
Om snoeigereedschap scherp te houden moet het na gebruik altijd goed worden schoongemaakt, gedroogd en ingevet met bijvoorbeeld vaseline. Van de wat duurdere gereedschappen zijn losse onderdelen, zoals snij- of zaagbladen, te koop, zodat bot geworden bladen eenvoudig kunnen worden vervangen. Gebruik tijdens koud weer liever geen snoeigereedschap met plastic handvaten. Het plastic verhardt en kan dan makkelijk afbreken. Kies bij voorkeur gereedschap met felgekleurde handvaten. Het is gemakkelijker in de tuin terug te vinden als het ‘even ergens’ is neergelegd.
Tijdens het snoeien gebeuren vaak ongelukjes. Gereedschap is meestal scherp en kan door een kleine onoplettendheid soms verwondingen veroorzaken. Dus is het tijdens alle snoeiwerkzaamheden geen overbodige luxe om een verbandtrommel in de buurt te hebben. Vermijd oogletsel door een veiligheidsbril te dragen.
Zet een ladder altijd in een hoek van 70 graden als de veiligste stand tegen een boom. Schuif de ladder niet te ver uit, de onderdelen moeten elkaar voldoende overlappen. Blijf altijd met twee voeten op een sport van een ladder staan en dus niet met één voet op een sport en één voet op een tak. Verplaats een ladder daarom telkens als u ergens niet goed bij kunt. Ook opzij hangen is gevaarlijk. Gebruik geen ladder als er een harde wind staat.